1. Houd het schoon
Ten eerste is het noodzakelijk om de parkeerplaats schoon te houden en het oppervlak van de lader vrij van vreemde voorwerpen en stof. Controleer ten tweede of de lader normaal kan worden opgeladen.
2. Controleer de lader
Controleer of het indicatielampje van de lader normaal brandt.
Let goed op de foutweergave op het displayscherm en repareer het op tijd als er een fout is.
Let goed op of de lader beschadigd of vervormd is en controleer of de stroomonderbreker en bliksemafleider beschadigd zijn.
Raak het oppervlak van de lader met je hand aan om te voelen of de temperatuur te hoog is.
Druk op de lektestknop van de stroomonderbreker in de lader om te zien of de stroomonderbreker automatisch kan worden uitgeschakeld.
3. Controleer de externe oplaadkabel
Controleer tijdig of de kabelinterface van de lader, het deurslot, de voeding enz. beschadigd, vervormd, gevallen of los zijn.
4. Inspectie van elektrische en besturingssystemen
Controleer of de interne apparatuur van elke besturingsprintplaat van de acculader verouderd is en kijk of de indicatoren binnen het normale bereik liggen.
5. Tijdens het opladen
Als de lader draait, kun je aan het geluid van het apparaat horen of de lader normaal is aangesloten en of de radiator normaal werkt.